De embryo’s van Haeckel

Als biologisch bewijs voor de evolutietheorie wordt vaak de prent met de tekeningen van embryo’s van 19de-eeuwse evolutionist Ernst Haeckel getoond. Hierboven is een kopie te zien van de prent van Haeckel door Romanes in 1892. Ook wij kregen dat te zien aan de Gentse universiteit als bewijs dat wij allemaal zouden afstammen van de vissen. Men stelt dat iedere soort in zijn ontogenese of ontwikkeling van zygote tot volgroeide foetus, een verkorte herhaling is van de fylogenese of de evolutie van de soort. Dit wordt de biogenetische wet van Haeckel of de recapitulatietheorie genoemd: “ontogenie recapituleert fylogenie.” Men veronderstelt dus dat het menselijk embryo in zijn ontwikkeling de verschillende stappen doormaakt  die overeenkomst vertonen met de voorouderlijke levensvormen waaruit de mens is geëvolueerd.

Maar kennelijk werd al vrij vroeg gewezen op de problemen met deze theorie. In een boekje over evolutie uit 1969 dat ik in 2019 van mijn grootvader zaliger heb geërfd, schrijft zoöloog Dr. J.R. Howitt het volgende: [1]

“Ondanks alle bewijzen van het tegendeel, worden de studenten van onze universiteiten en hogescholen nog in deze hypothese onderwezen. Het klassieke voorbeeld dat gewoonlijk wordt gegeven, is dat van de veronderstelde kieuwspleten. In een bepaald stadium van de ontwikkeling van menselijke en andere embryo’s verschijnen structuren die ten onrechte als kieuwen of kieuwachtige spleten zijn aangeduid. Er wordt gezegd dat deze kloofjes een recapitulatie zijn van de kieuwspleten van vissen. Maar deze structuren in het menselijk embryo zijn alleen maar verlagingen tussen de daarmee samenhangende welvingen, die de bloedvaten bevatten, waardoor het bloed naar het voorste deel van het lichaam wordt gevoerd. Bij de vissen worden de verlagingen geperforeerd en vormen zich kieuwen. De vis ademt door de kieuwspleten, maar de ademhaling van het menselijk embryo wordt verzorgd vanuit de placenta. Het is daarom voor de hand liggend dat er geen enkele functionele relatie bestaat tussen de kieuwspleten van de vissen en de inwendige groeven van het menselijk embryo. Sir Gavin de Beer zei hierover: “De inwendige ‘zakken’ van de embryo’s van reptielen, vogels en zoogdieren tonen maar weinig gelijkenis met de kieuwspleten van een volwassen vis. Alles wat gezegd kan worden is dat de vis zijn inwendige ‘zakken’ in stand houdt en dat daaruit kieuwspleten worden gevormd, terwijl reptielen, vogels en zoogdieren ze niet als zodanig in stand houden. Bij hen veranderen ze in andere structuren, zoals de buis van Eustachius, de amandelklieren en de Thymusklieren.” De embryo’s van zoogdieren liggen gedurende de periode van de zwangerschap in het vruchtwater en dit wordt vergeleken met het verschijnsel van ‘een vis in een vijver’. Maar hier is de overeenkomst weer louter oppervlakkig. De vis verkrijgt zijn voedsel uit het omringende water, maar de foetus wordt voornamelijk gevoed via de navelstreng zodat er, functioneel gezien, helemaal geen gelijkenis is. Het vruchtwater dient als stootkussen tussen de foetus en de wand van de baarmoeder en is noodzakelijk voor de bescherming de nog niet geboren vrucht. Het dient ook als een bron van water voor de foetus, om te drinken. Het is duidelijk dat de overeenkomst in vorm alleen niet bewijst dat er een verder verband bestaat. […]

Het is interessant op te merken wat de moderne chirurgie over de recapitulatietheorie zegt. Wijlen prof. Rendle Short van de Universiteit van Bristol, heeft verklaard: “De gewone menselijke misvormingen, zoals een hazenlip, een open gehemelte, een klompvoet, extra vingers of tenen, vingers met vliezen ertussen, open rug en een groot aantal andere afwijkingen zijn op geen enkele wijze kenmerkend voor mogelijke voorouders. De vermelding, dat er kinderen met een staart geboren kunnen worden, is vaak van boek tot boek overgenomen. Men kan veilig stellen dat van de duizend kinderen met aangeboren afwijkingen er niet meer dan één is die een “staart” heeft, en als dat gebeurt is het gewoonlijk een vettige tumor aan het heiligenbeen of stuitbeen en beslist niet zoiets als de staart van een aap. […]

De recapitulatietheorie is daarom een onjuiste interpretatie van de embryonale ontwikkeling, gegrond op een zeer oppervlakkig onderzoek. Elk stadium van de embryonale ontwikkeling is nodig voor het leven van de ongeboren vrucht en deze stadia zijn geen recapitulatie van de evolutie van de soort.”

Verder zijn ook de tekeningen zelf van Haeckel kennelijk problematisch. Eerst en vooral klopt de verhouding in afmetingen van de embryo’s niet, en dat al in het eerste stadium. Maar nog belangrijker: in 1997 werd door embryoloog (en evolutionist) Richardson een studie gedaan naar de werkelijke vorm van de embryo’s welke Haeckel toont in zijn tekening.[2] Richardson en zijn team fotografeerden de embryo’s van verschillende organismen in de stadia zoals de embryo’s van Haeckel. Zijn resultaten waren opvallend.

Eigen figuur van enkele embryo’s in het eerste stadium, op basis van de foto’s van Richardson (embryo’s niet op gelijke schaal).

Richardson schreef:

“Ons onderzoek ondermijnt serieus de geloofwaardigheid van Haeckels tekeningen, die geen geconserveerd stadium tonen voor gewervelden, maar een gestileerd embryo van een viervoetige. […] Een ander punt dat naar boven komt uit deze studie is de aanzienlijke onnauwkeurigheid van Haeckels bekende figuren. Deze tekeningen worden nog steeds op grote schaal geproduceerd in tekstboeken en reviewartikels, en blijven een significante invloed uitoefenen op de ontwikkeling van ideeën in dit veld (Wolpert 1991; Alberts et al. 1994; Duboule 1994). Sedgwick (1984) en Richardson (1995) hebben beiden beweerd dat Haeckels tekeningen onnauwkeurig zijn, en nu hebben we overtuigend bewijs dat dit inderdaad het geval is. […] Verder slaagt hij er niet in om wetenschappelijke namen, stadia of bronnen voor de weergegeven specimens te geven. Deze onnauwkeurigheden en weglatingen ondermijnen ernstig zijn geloofwaardigheid.”

In datzelfde jaar publiceerde Elisabeth Pennisi in Science een artikel waarin ze de foto’s gebruikte van Richardson om aan te tonen dat Haeckels tekeningen misleidend waren. [3] Het wetenschappelijke blad Science erkende dat “generaties van biologiestudenten misleid kunnen geweest zijn door een bekende reeks tekeningen van embryo’s die 123 jaar geleden gepubliceerd werden door de Duitse bioloog Ernst Haeckel.” Volgens het artikel in Science tonen Haeckels tekeningen “gewervelde embryo’s van verschillende dieren die door dezelfde stadia van ontwikkeling gaan.” Maar de indruk die ze geven, dat de embryo’s precies gelijk zijn, “is verkeerd”.

De latere versies van de embryotekeningen van Haeckel waren iets verbeterd, maar het probleem is dat evolutionisten steevast Haeckels eerste versie gebruiken om evolutie ‘te bewijzen’. De tekeningen van Haeckels embryo’s die steevast worden getoond in de scholen en aan de universiteit zijn gewoonweg vals. Daarenboven is de theorie die bij deze valse tekening verkondigd wordt, vrij gebrekkig. Dit is allemaal zéér problematisch.


[1] HOWITT J.R., Evolutie, wetenschap of dwaling, Gideon, Hoornaar, Nederland, 1969, p. 32-37 – Origineel: HOWITT J.R. Evolution “Science so-called”, ICR, 1964

[2] Michael K. Richardson et al., “There is no highly conserved embryo-nic stage in the vertebrates: implications for current theories of evolu-tion and development,” Anatomy and Embryology, Vol. 196:91-106 (1997).

[3] Elizabeth Pennisi, “Haeckel’s Embryos: Fraud Rediscovered”, Science, Vol. 277, Issue 5331, pp. 1435 (05 Sep 1997). https://science.sciencemag.org/content/277/5331/1435.1.summary