Levende fossielen

Levende fossielen zijn gefossiliseerde planten en dieren die heel sterk gelijken op hedendaagse levende vormen. Er zijn echter heel wat fossielen die als twee druppels water lijken op huidige bestaande levensvormen, maar die door wetenschappers een andere genus- en/of soortnaam kregen.

Indien een soort zogezegd is uitgestorven, dan wordt dit aangeduid met een kruisje (†) vóór de wetenschappelijke naam. Tevens staat er bij ieder fossiel de leeftijd in mega-annum (Ma) of miljoen jaar. Bepaal voor uzelf: is de soort écht uitgestorven, of bestaat deze nog steeds, en zien we gewoon variatie binnen de soort of micro-evolutie? En indien het gewoon gaat om micro-evolutie of variatie binnen de soort, waarom dan die twee totaal andere benamingen en de bewering dat het fossiel is uitgestorven?

Variatie binnen de soort:

Voorbeeld van schelpvormvariatie bij de eetbare mossel (Mytilus edulis)

Foto: Phys.org

Enkele voorbeelden van ‘levende fossielen’ met illustratie

Weekdieren: tweekleppigen

Gewone kokkel Cerastoderma edule (Noordzee, Pleistoceen, 0,12Ma)
Gewone kokkel Cerastoderma edule (Noordzee)

Noot: Merk op dat hier de soortnaam ongewijzigd is, omdat het fossiel als vrij recent wordt beschouwd.

Weekdieren: tweekleppigen

Zwinkokkel †Venericor planicosta (Noordzee, Eoceen: 41 Ma)
Cardiocardita tankervillii (Atlantische Oceaan – kust West-Afrika)
Vergelijking slot en spierindrukken van Venericor planicosta (links) en Cardiocardita tankervillii (rechts).

Weekdieren: inktvissen

†Cymatoceras patens (Krijt: 100 Ma)
Nautilus macromphalus

Stekelhuidigen: zee-egels:

†Aulacocidaris michaleti (Zwitserland, Krijt: 120 Ma)
Phyllacantus imperialis (Indische oceaan)
Phyllacantus imperialis (Indische oceaan)

Stekelhuidigen: zeelelies:

Links: †Abrotocrinus sp. (N-Amerika, Carboon: 345 Ma); rechts: Metacrinus rotondus (Japanse kust)

Mosdiertjes:

†Fenestella bouchardi (Spanje, Devoon, 390 Ma)
Zeekantwerk Conopeum reticulum (Atlantische oceaan):

Neteldieren: koralen:

†Zaphrentis phrygia (“primitief solitair koraal”, Indiana, VS, Devoon: 380 Ma)
Caryophyllia unicristata (Indische oceaan; geslacht heeft ook soorten in de Atlantische Oceaan en Middellandse zee, waaronder Caryophyllia smithii)

Neteldieren: koralen:

†Cyclolites ellipticus (Europa, Krijt, 90 Ma)
Fungia fungites (Indische en Stille Oceaan)

Neteldieren: koralen:

†Hexagonaria percarinata (‘primitief koraal’, Europa en VS, Devoon: 380 Ma)
Pseudosiderastrea tayami (Stille Oceaan)

Geleedpotigen: krabben:

†Lobocarcinus sismondai (Italië, Oligoceen: 30 Ma)
Cancer belliaminus (Atlantische Oceaan en Middellandse Zee)

Geleedpotigen: insecten:

†Palaeovespa florissantia (N-Amerika, Eoceen: 40 Ma)
Honingbij Apis mellifera (Gehele wereld)

Gewervelden: beenvissen:

†Kgnightia eocena (“kleine scholenvormende rivierharing” tot 10 cm, Wyoming, VS, Eoceen: 45 Ma)
Amerikaanse elft Alosa sapidissima (Amerikaanse haringachtige waarvan de juvenielen in zoet- en brakwater leven en de volwassen exemplaren in zout water. Typerend is dat juvenielen onder de 10 cm vaak in scholen worden waargenomen in rivieren)

Gewervelden: reptielen:

†Borealosuchus wilsoni (Wyoming, VS, Eoceen: 55 Ma)
Amerikaanse krokodil Crocodylus acutus

Gewervelden: vogels:

†Scaniacypselus sp. (Een ‘primitieve gierzwaluw’, Frankrijk, Paleoceen: 60 Ma)
Gewone gierzwaluw Apus apus (kadaver en levend)

Gewervelden: zoogdieren:

†Lusorex taishanensis (China, Mioceen: 18 Ma)
Euraziatische waterspitsmuis Neomys fodiens (onderkaak van het fossiel (met de rood gekleurde snijtanden) komt overeen met dat van een recente waterspitsmuis)

Planten: varens:

†Pecopteris sp. (Carboon: 310 Ma)
Tasmaanse boomvaren Dicksonia antarctica

Planten: palmen:

†Sabalites powelli (Wyoming, VS, Eoceen: 50 Ma)
Acoelorrhaphe wrightii (Florida, VS)
Video’s

Dit zijn nu enkele voorbeelden die ik getoond heb, maar dit is slechts het topje van de ijsberg. Er zijn heel wat fossielen die zeer sterk lijken op huidig bestaande soorten, maar die door wetenschappers een andere genus- en/of soortnaam kregen en als uitgestorven worden beschouwd. Men creëert op die manier de illusie van evolutie. Zoals we in de video’s zagen, kan er lichte variatie optreden bij recente soorten, maar dit is in geen geval bewijs voor evolutie. We zien dat terwijl er een nog identieke levende vorm bestaat, de meeste fossielen toch als uitgestorven worden beschouwd. Kennelijk worden er verschillende principes gehandhaafd:

  • Wat variatie + weinig tijdsverschil = één en dezelfde soort
  • Wat variatie + veel tijdsverschil = twee verschillende soorten (vaak in twee verschillende geslachten onderverdeeld), waarvan het fossiel altijd is uitgestorven

We zien dat zelfs duidelijk bij het fossiel van de kokkel, dat in het Pleistoceen wordt gedateerd (vrij recent dus): dat krijgt wél dezelfde naam. Vanwaar haalt men het recht om, puur op basis van ‘tijd’, twee principes te handhaven? Het wordt duidelijk dat de ‘wetenschappelijke nomenclatuur’ een echte knoeiboel is. Voor sommige wetenschappelijke namen van fossielen hebben ze zelfs meerdere synoniemen. Zo staat de zwinkokkel Venericor planicosta ook bekend als Cardia planicosta en Megacardia planicosta: dus één soort onderverdeeld in drie verschillende geslachten! Wat is nu de juiste naam? Er is geen consensus over de finale classificatie van veel fossielen. De natuurlijke systematiek – die alle soorten wil classificeren of taxonomisch indelen vanuit evolutionair standpunt, is duidelijk op vele vlakken problematisch.

En over het feit dat een levende variant soms aan de andere kant van de wereld wordt gevonden: in de Noordzee hebben we heel wat recente invasieve soorten, zoals de Japanse oester (Crassostrea gigas). Deze komt dus zowel in de Noordzee voor, als in de Japanse zee. Stel nu dat deze verdwijnt (uitsterft) in de Japanse zee: is de Japanse oester die hier voorkomt dan ineens een andere soort dan deze die daar is verdwenen?