Origineel celweefsel in fossielen van dino’s

Foto van een osteocyt of beenvormende cel uit de hoorn van een Triceratops (Triceratops horridus). © Mark H. Armitage (met toestemming).

Fossielen van skeletten of exoskeletten die miljoenen jaren oud zijn, zouden totaal versteend moeten zijn en geen enkel biologisch weefsel meer mogen bevatten. Echter, worden steeds meer fossielen gevonden die niet in dit rijtje passen. Zo vonden wetenschappers in 2009 een fossiele inktvis uit het Krijt, met nog een intacte inktzak mét bruikbare, intacte inkt. [1]  Het fossiel werd gedateerd op 150 miljoen jaar, maar de inkt was niet gefossiliseerd. De structuur van de inkt was volgens Dr. Phil Wilby van het British Geological Survey gelijkaardig aan de inkt van huidige inktvissen. Men gebruikte die inkt vervolgens om een tekening van de inktvis te schetsen. In 2012 was er een gelijkaardige vondst. In 2013 vond men een “46-miljoen jaar oud” fossiel van een mug met restanten bloed in. [2] Men was in staat om porfyrine te detecteren, een organische verbinding dat in hemoglobine wordt gevonden. Een wetenschapper van het Natuurhistorisch museum van Washington DC zei dat de kans dat zo’n mug bewaard blijft in schalie “oneindig klein” is. In 2016 vond men dan weer “gefossiliseerde zijde”. Deze goed bewaarde fragmenten werden gedateerd op 295 miljoen jaar, namelijk uit het Perm. De wetenschappers legden uit dat de schietmotten blijkbaar al vroeg zijde konden produceren, “in het begin van hun evolutie in waterige milieus.”

Een nog groter probleem is het zacht weefsel dat wordt teruggevonden in fossiele beenderen van dinosauriërs. Reeds in 1997 werden restanten van hemoglobine teruggevonden in de beenderen van een Tyrannosaurus rex. [3]  In 2005 werd door wetenschappers van de Universiteit van Noord Carolina origineel biologisch weefsel ontdekt in een bot van een Tyrannosaurus rex, met transparante en buigzame bloedvaten die rode bloedcellen bevatten. [4]  [5]  Het artikel in Smithsonian sprak van een “Dinosaur Shocker”: “Dr. Mary Schweitzer stootte op verbazingwekkende tekenen van leven dat onze kijk op deze oeroude beesten radicaal zou kunnen veranderen.”

In 2009 verscheen in National Geographic een artikel over de vondst van de “oudste dinosauriërproteïnen, bloedvaten en meer” in een 80-miljoen jaar oud bot van een Hadrosaurus. [6] In 2011 werd collageen teruggevonden in een 70-miljoen jaar oud fossiel van een Mosasaurus. [7]

In 2012 werden zacht weefsel van bloedvaten en intacte osteocyten (beenvormende cellen) gevonden in de horen van een Triceratops. [8] . Mark H. Armitage, die deze ontdekking deed en het publiceerde in Acta Histochemica, werd ontslagen van de universiteit waar hij werkzaam was, omdat ze zijn bevindingen niet tolereerden. [9]  Hij spande nadien een rechtszaak aan, en won deze.

Ik kreeg persoonlijk enkele originele foto’s toegestuurd van intacte cellen uit de hoorn van de Triceratops (via gewone en elektronenmicroscopie), welke met zijn toestemming in het boek (en op deze site) mochten gepubliceerd worden.

Osteocyt of beenvormende cel uit de hoorn van een Triceratops (Triceratops horridus), opgegraven in de Hell Creek Formatie in Montana (VS). De nucleus is duidelijk zichtbaar. © Mark H. Armitage  (met toestemming).
Osteocyten uit de hoorn van Triceratops horridus, gevonden in de Hell Creek Formatie in Montana (VS). Foto via Scanning Elektronenmicroscopie – © Mark H. Armitage (met toestemming).

Armitage verwees ook de door Schweitzer voorgestelde “ijzerhypothese”, die stelt dat ijzermoleculen uit het weefsel (voornamelijk bloedcellen) in staat zouden zijn zacht weefsel gedurende miljoenen jaren te bewaren, regelrecht naar de prullenmand. Armitage is ervaren microscopist en kent veel over het fixeren van preparaten en weefsels voor bewaring. De bewering dat ijzermoleculen proteïnen zouden fixeren is dan ook een fabeltje van het achtste knoopsgat. Hij maakt duidelijk dat het aldehyden zijn, zoals formaldehyde, welke in staat zijn om weefsel te fixeren en bewaren. Deze moleculen zijn van angströmgrootte, en de ijzerpartikels van nanometergrootte (1 angström is 0,1 nm), sommige zelfs 100 nm. Dit is uiterst problematisch. De ijzerhypothese valt zo in elkaar. Indien ijzer weefsel miljoenen jaren zou kunnen bewaren, zou dit als de nummer één fixeermethode in zijn handboek moeten staan, zou men daar een patent op kunnen aanvragen en schatrijk worden. Maar dat is niet zo, omdat ijzer helemaal niets doet.

Later publiceerde Armitage nog meer resultaten, o.a. in 2016 in Microscopy Today:


[1] http://news.bbc.co.uk/2/hi/uk_news/england/wiltshire/8208838.stm

[2] https://www.livescience.com/40402-fossil-mosquito-blood-meal.html

[3] https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/9177210/

[4] https://www.smithsonianmag.com/science-nature/dinosaur-shocker-115306469/

[5] https://news.nationalgeographic.com/news/2007/04/070412-dino-tissues.html

[6] https://news.nationalgeographic.com/news/2009/05/090501-oldest-dinosaur-proteins.html

[7] http://journals.plos.org/plosone/article?id=10.1371/journal.pone.0019445

[8] https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0065128113000020

[9] http://losangeles.cbslocal.com/2014/07/24/scientist-alleges-csun-fired-him-for-discovery-of-soft-tissue-on-dinosaur-fossil/