De steenkoolmijn van Bernissart

In 1878 stootte men, op een diepte van meer dan 300 meter, in de steenkoolmijn van Bernissart in Henegouwen (België) op een opvulling van een karstpijp. Een karstpijp is een soort zinkgat in een gesteente, dat vervolgens opgevuld wordt met ander sediment. De karstpijp van Bernissart werd, evenals de daarboven liggende lagen, gedateerd in het Onder-Krijt, dus op zo’n 125 miljoen jaar. In deze karstpijp werden enkele complete skeletten van iguanodons, een soort plantenetende dinosaurus, gevonden. Ze werden Iguanodon bernissartensis genoemd. Naast die skeletten werden ook overblijfselen van vissen, krokodillen en schildpadden, amfibieën en heel wat planten gevonden. De karstpijp werd later de Cran aux Iguanodons genoemd. De opvulling bestond uit bruinkoolhoudende klei, steenkoolpuin, schalie en steenkoolhoudende zandsteen, en bovendien verspreidde de opvulling ‘een sterke moerasgeur’.[2] Een moerasgeur ontstaat door rottend plantenmateriaal, en we kennen moerasgeur van veengebieden of een stilstaande plas in een bos, waar veel plantenafval in gevallen is. Maar een moerasgeur op 300 meter diepte, in een laag die 125 miljoen jaar oud zou zijn?

Op de kaart van het geologisch profiel te Bernissart (zie boven) ziet men tevens dat de Krijtlagen boven de laag met de karstpijp waarin de iguanodons werden gevonden een evenwijdig afzettingspatroon vertonen met de steenkoolhoudende lagen van het Carboon. De inzakking van die karstpijp kan dus niet na de afzetting van al die lagen van het Krijt zijn gebeurd, en moet tijdens de afzetting van de laag met de iguanodons zijn gebeurd, omdat er bij bovenliggende lagen geen verzakkingen zijn. Bovendien ontbreekt tussen de laag van het Krijt, en de laag van het Carboon bijna 200 miljoen jaar. Waar zijn de lagen van het Perm, Jura en Trias naartoe? Opgegaan in rook?

De skeletten van de iguanodons werden (net als de overige skeletten van de andere diersoorten) als bijna complete en intacte skeletten teruggevonden, wat wil zeggen dat de laag waarin ze zitten in één ogenblik moet zijn afgezet. En nog  meer bijzonder is dat sommige skeletten op hun rug werden gevonden en een gekromde nek hebben, wat wijst op een dood door verdrinking. De skeletten zaten vast in die Krijt-laag – als het ware gesuspendeerd –  en zijn compleet én gearticuleerd, en soms – wellicht door verschuiving van het nog zachte  sediment – anatomisch wat uit hun positie verschoven, dus kunnen ze niet vóór de afzetting van die laag reeds ‘omgekomen’ zijn door bijvoorbeeld verdrinking in een veronderstelde moerasput, doordat ze stierven op een soort ‘dinosauriërkerkhof’, of doordat ze stierven door uitdroging rond een uitgedroogde drinkplaats… Er werden in het verleden verschillende theorieën bedacht over hoe deze dieren aan hun einde zouden kunnen zijn gekomen en hoe deze geologische formatie is ontstaan, maar geen enkele biedt een afdoende verklaring.

Originele tekeningen door Gustave Lavelette van de iguanodons van Bernissart, zoals ze werden gevonden in het sediment in de steenkoolmijn:

De enige gezonde verklaring voor de manier waarop deze iguanodons en andere dieren werden gevonden is een grote catastrofe, waarbij een groot pak sediment deze dieren heeft verrast en in één ogenblik heeft bedolven.

Er werden tevens hier en daar huidafdrukken bij de skeletten van de iguanodons gevonden, en in 1878 werd in een verslag zelfs gewag gemaakt van mogelijke resten van zacht dinosauriërweefsel.

Edouard Dupont, de toenmalige directeur van het Koninklijk Belgisch Natuurhistorisch Museum schreef in 1878: [3]

    “[…] Ondanks drie maanden van intense opgravingen zijn de skeletten nog lang niet geborgen. De beenderen van de gigantische skeletten liggen niet, zoals men zou verwachten, kriskras door elkaar verspreid, maar bevinden zich meestal in hun oorspronkelijke anatomische positie. Flarden huid hangen hier en daar nog aan de donkerbruine beenderen. Het eerste skelet lijkt volwassen en intact. Idem voor nummer twee, waarvan de schedel 80 centimeter lang is. […]”

Er wordt dus niet gesproken over ‘versteende huidafdrukken’. De directeur sprak duidelijk over ‘flarden huid’. Dat gaat dus over bewaard gebleven zacht weefsel.

De dieren werden wellicht levend vermengd met het sediment, en de karstopvulling of inzakking zal tijdens of zeer snel na de vorming van deze tientallen meters dikke laag zijn gebeurd, toen het sediment nog zacht was, en de afzetting van de laag nog bezig was. Bij één van de skeletten van de iguanodons werd bijvoorbeeld een fossiele afdruk van een vis gevonden aan de voorpoot.


[1] http://wikhydro.developpement-durable.gouv.fr/images/c/c9/Cap_blanc_nez_geol.bmp

[2] https://nl.wikipedia.org/wiki/Iguanodon_bernissartensis-beenderlagen

[3] Edouard Dupont, Sur la découverte d’ossements d’Iguanodon, de poissons et des végétaux dans la fosse Sainte-Barbe du charbonnage de Bernissart – Bulletin de L’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique (1878). Via: CORDIER Sandra – De botten van de Borinage, de iguanodons van Bernissart, van 125 miljoen jaar voor Christus tot vandaag, Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen, 2016