Het “fossiel bewijs”

Een fossiel is een overblijfsel of een spoor van een organisme dat in versteende vorm bewaard is gebleven. Fossielen ontstaan niet zo gemakkelijk. De overblijfselen van het dode organisme of het spoor (bijvoorbeeld een voetspoor van een dinosaurus) moet vrij snel begraven worden door een laag sediment. Ook zuurstofarme milieus kunnen fossilisatie in de hand werken. Door opeenstapelende sedimenten kunnen de overblijfselen samen met het sediment verstenen doordat mineralen het origineel materiaal geleidelijk aan vervangen.

De evolutietheorie van Darwin steunt voornamelijk op de huidig bekende geologische tijdschaal van 4,6 miljard jaar, en de fossielen die in de overeenkomende lagen worden gevonden (de geologische kolom). Op deze schaal wordt het vroegste leven gevonden in het Precambrium, meer dan 600 miljoen jaar geleden en evolueerde dit gestaag naar alle levensvormen. Dit is één van de grondslagen van de evolutietheorie, zoals Darwin ook schreef in zijn On the Origin of Species’.